Voorgelezen op zaterdag 12 juni 2004, t.g.v. de 75e verjaardag van Anne Frank in het naar haar genoemde huis aan de Prinsengracht in Amsterdam.
Het sterke gevoel - voor
Anne Frank
Hoeveel gezichten heb je wel niet gekregen?
Elk van je woorden was een genadeslag
- de slag om leven en om overleven.
Hoeveel heb je wel niet verzwegen,
hoever ben je op weg gegaan
en waar ben je, waar zijn wij gebleven?
Anne, verre vriendin en misjpoge,
een echt gevoel, dat doet je wat,
dat blijft je bij, als kracht en zegen
Jij houdt van ons,
wij lezen jou:
kind van de zon
en licht in onze ogen.
Zo luidde het gedicht, dat ik een aantal jaren geleden op verzoek van de NCRV-radio schreef en voorlas.
Ik was nog geen twintig toen ik het boek ‘Het Achterhuis’ te lezen kreeg en het maakte, als op ieder ander mens, een geweldige indruk op me.
Tot mijn eigen meest verschrikkelijke Amsterdamse oorlogsherinneringen behoort de dag dat mijn vriendje Helmut Blumenthal, een buurjongetje met wie ik veel omging, bij wiens ouders ik schuilde tijdens luchtalarm, op nr.l39 - met mijn moeder woonde ik aan de overkant op nr.l64 in de Govert Flinckstraat - van huis werd gehaald, samen met vader, moeder en twee broers. Een gruene Polizist op de stoep met een geweer in de aanslag, en zij kwamen een voor een het tiental treden van de beletage af en verlieten de straat, gepakt en gezakt - op de hoek bij de Eerste van der Helststraat stond een open vracht- wagen waar zij in moesten stappen.
Verbijsterd hadden mijn moeder en ik het gebeuren, vanachter de vitrage gadegeslagen. Ik heb dat moment vaak beschreven: was het een watershed? Gelukkig voor mij had ik een driewoordenuitspraak opgepikt, ergens tijdens mijn vele lectuur (geen boek in huis, ik deed overal elders grepen): Post Tenebras Lux. Het werd een mantram, een levensinstelling; ik maakte er een credo van en mijn eerste troosteloze boek Zolang te water, ondertiteld: een alibi, durfde ik desondanks te voorzien van een strofe van de Engelse dichter-jezuiet Gerald Manley Hopkins:
No, I’ll not, carrion
comfort, Despair, not feast on thee;
Not untwist - slack
they may be - the last strands of man
In me or, most weary, cry I can no more. I can;
Can something, hope,
wish day come, not choose not to be
.In het begin van de jaren zestig woonde ik aan de Bloemgracht nr.8, tweede verdieping hier precies tegenover. Ik had de Westertoren als glorieus teken naar de hemel en in het hoekpand naast het eigenlijke Achterhuis stond een studentenflat, betaald heb ik begrepen met de royalties van het Achterhuis. Op een middag voelde ik (ik had mescaline genomen) een grote behoefte in een van die studentenkamers te gaan kijken naar mijn eigen huis, en ik waagde mij er naar binnen. Tweede verdieping, lange gang, ik klopte aan een deur en deed mijn verzoek. Het werd me toegestaan, ik keek naar buiten en om me heen. Bij de grammofoon lag een plaat van Martin Buber, die Chassidische Legenden voorlas. Ik vroeg er een te mogen beluisteren, wat me ook werd toegestaan. Er zijn van die momenten waarop alles belangrijk wordt, barstensvol betekenis. Ik hoorde een vader aan zijn zoon vragen wat hij die dag op school geleerd had, en de jongen vertelde wat de rabbi had gezegd. Aber wissen sie das auch? had de vader gevraagd, het sneed mij de adem af. Wat weten we? Wat kunnen wij nooit meer vergeten ? ‘Geen voorstelling van te maken.’
Zo is het. En alles kreeg namen, dankzij teruggevonden
dagboek, met moeite gepubliceerde gediscretioneerde uitgave, toneelstukken, te
joods, te weinig joods, films met Hollywood-glamour, wetenschappelijke studies.
Bruno Bettelheim hekelde het getto-denken, onderduiken is verkeerd; hetzelfde
kreeg Esther Williams te horen op een filmfestival in Moskou: het gedrag van
Anne en haar familie was niet volgens de richtlijnen van de Communistische
Partij. ‘Met onderduiken bestrijd je het fascisme immers niet.’ Deze en andere wetenswaardigheden
ontleen ik aan de bijdrage van David Barnouw ‘Anne Frank en de wetenschap.’ in de wetenschappelijke uitgave van
De Dagboeken van Anne Frank. Daarin
lees ik ook tot mijn vreugde dat Ian Buruma
in de New York Review of Books onder de titel ‘The Afterlife
of Anne Frank schreef: Anne Frank was an ambitious young woman, and most of her
wishes came true.’
Schrijven tegen de verdrukking in als verzetsdaad. We hebben de geboorte, de eerste pennevruchten van een schrijver-in-wording in handen gekregen: ze koos een bekende vorm: het dagboek waaraan je alles toevertrouwt. Schaamteloos schrijven, zelfreflectie, observatie, een volwassen wordende stijl. Zij zou zo oud geweest zijn als ik nu ben; zou zij belangstelling hebben gehad in de aangelegenheden waarover ik schrijf en spreek? Zou zij een richting gekozen hebben, anders dan die van Etty Hillesum, Josepha Mendels, Judith Herzberg, Marga Minco of Renate Rubinstein?
Zij hield van het leven, wij houden van het leven. Niets dan leven. Dit vriendinnetje neemt niemand mij meer af: voor mijn geestesoog is zij springlevend, en ook dat weten wij allen: it’s a long, long way before the dawn.
Als wij ontwaken uit de duisternis, is daar het Toekomstbeeld van de Afrikaanse schrijver Ben Okri:
Want na de evangelieën / en de menselijke en de goddelijke comedie / na de duizend en een nachten / na schuld en boete, oorlog en vrede / trots en vooroordeel / het geraas en gebral / tussen goed en kwaad, het zijn en het niet, / na de storm, het proces / en het braakland / nadat de wereld uiteen is gevallen / na honderd jaar eenzaamheid / en het zoeken naar de verloren tijd / in het koninkrijk van deze wereld / kunnen wij de goden nog steeds verbazen in menselijkheid / en de stof van toekomstige legenden vormen. / Als we maar durven echt te zijn / en de moed hebben om in te zien: / Dat dit de tijd is om de beste droom te dromen / van alle dromen die er zijn. / Dat dit de tijd is om de beste droom te dromen / van alle dromen die er zijn. (Vert. Robert Dorsman).
Verdom de oorlog! Beziel de vrede!
Simon Vinkenoog